Kind & Papier

A.W. Sijthoff te Leiden

 

 

start

Eén van de actiefste uitgevers van kinderboeken in de tweede helft van de negentiende eeuw was A.W. Sijthoff uit Leiden. Sijthoff begon met zijn  drukkerij en uitgeverij in 1851 en er kwamen al snel kinderboeken van de persen. De eerste jaren betrof het vooral titels die hij van andere uitgevers overnam of voor hen drukte, daarna steeds meer oorspronkelijke uitgaven. Sijthoff vatte zijn taak als uitgever serieus op, ook waar het kinderboeken betrof. Pas twee jaar actief als drukker, kreeg hij voor Het gulden boekske voor lieve kleinen een eervolle vermelding van de Maatschappij voor Nijverheid voor de  fraaie uitvoering. In  25 jaar bouwde hij een kinderboekenfonds op van meer dan 400 titels, deels vertaalde jeugdlectuur, maar ook veel Nederlands werk, geschreven door vrijwel alle bekende auteurs van kinderboeken uit die tijd, onder wie Agatha (R. de Goeje), P.J. Andriessen, E. Gerdes, J.J.A. Goeverneur, P. Louwerse, W.F. van Oostveen en A. Ising.

 

Weinig aandacht kreeg Sijthoff tot dusver als uitgever van kinderprenten. In drie series gaf hij bijna honderd verschillende bladen uit die via scholen en boekhandelaren werden verspreid. Ondanks de enorme hoeveelheid die van de persen rolde,  is een betrekkelijk klein aantal bewaard gebleven. Zoals gebruikelijk bij centsprenten zijn ook die van Sijthoff zeldzaam geworden. Van de door hem uitgegeven prentenboeken, vaak gedrukt van dezelfde houtblokken als de kinderprenten, bleven er ook weinig over.

 

Prenten tot Nut van het Algemeen

In het begin van de negentiende eeuw liet de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, kortweg 't Nut, een aantal kinderprenten dat door haar was goedgekeurd, uitgeven. 't Nut beoogde met deze ‘leerzaame schoolprenten’ de inhoudelijke en pedagogische kwaliteit van de kinderprenten te verhogen. Door grootscheepse verspreiding via handelaren en scholen hoopte 't Nut niet alleen de kinderen, maar ook de volwassenen tot lezen aan te zetten en zo de burgerlijke normen en waarden te laten door- dringen. In 1852 vond 't Nut dat de strijd met de ‘binnen- en buitenlandse producten van wansmaak’ opnieuw moest worden aangebonden en organiseerde het een prijsvraag. Volgens het programma of reglement van deze wedstrijd werd van deelnemende uitgevers verwacht dat zij een serie van tien prenten vervaardigden.  Vijf onderwerpen werden voorgeschreven: Bijbelsche Geschiedenis, Nederlandsche Hoofdgebouwen, Kennis der Natuur en het Beroepsleven, Overzeesche Gebiedsdelen en ’s Lands Historie. Ieder onderwerp moest op twee prenten worden verbeeld. De beste serie schoolprenten zou door 't Nut worden bekroond en met haar steun worden verspreid. De prijs voor de uitgever was een premie van driehonderd gulden.

 

Twee uitgevers zonden prenten in: A.W. Sijthoff en J. Schuitemaker uit Purmerend, een uitgever die Sijthoff beschouwde als voorbeeld én als grootste concurrent. Als koopman-idealist was Sijthoff het volledig eens met 't Nut dat er veel ‘de Oud-Nederlandsche taal en zeden bedervenden [prenten]’ op de markt waren, waartegen een dam moest worden opgeworpen. In zijn aanbiedingsbrief bij de ingezonden prenten schrijft hij: ‘Wil men [behalve] de Belgische, helaas ook de inlandsche prenten verdringen, dan moet men goedkoope prenten […] leveren […] om waarlijk de slechte prenten uit te roeijen’. Hiervoor was veel geld nodig, waarvan Sijthoff ook nog een berekening gaf. Hij zag zijn inzending van een tiental Prenten tot Nut van het Algemeen bekroond en wist zich nu verzekerd van de medewerking van 't Nut om op grote schaal de prenten te verspreiden. Met een  advertentie in het Nieuwsblad voor de Boekhandel liet hij weten dat zijn prenten waren bekroond, dat twaalf prenten gereed waren voor de verkoop en dat de serie tot vierentwintig prenten zou worden uitgebreid. 

 

Om te beginnen moest Sijthoff nogal wat investeren in deze onderneming. Alle leden van 't Nut kregen een serie bekroonde prenten die de uitgever in principe gratis ter beschikking moest stellen. Op voorschrift van 't Nut werd de eerste serie van tien prenten voor de leden gebundeld in een omslag, waarop doel en herkomst van de prenten was aangegeven. Het ging daarbij niet om kinderachtige aantallen: 't Nut telde ongeveer 15.000 leden, zodat Sijthoff niet minder dan 150.000 prenten met een handelswaarde van ƒ1500,- weggaf. 't Nut kwam Sijthoff in deze kosten enigszins tegemoet doordat het de uitgever, behalve de prijs van ƒ300,-  nog eens ƒ500,- betaalde. De departementen van 't Nut en de boekhandel verspreidden de Prenten tot Nut van het Algemeen als losse prenten, maar ook met achttien exemplaren gebundeld in het Prentenboek tot Nut van het algemeen. De Nutsprenten werden in zes varianten op de markt gebracht: gedrukt op drie verschillende soorten papier en iedere soort dan nog gekleurd en ongekleurd. De duurste prentsoort kostte gekleurd bijna acht maal zoveel als de goedkoopste ongekleurd.

 

Nu bleek 't Nut nog niet in alle opzichten tevreden met de prenten. Toen Sijthoff de serie ging herdrukken, wilde 't Nut dat de prenten werden aangepast.  Het hoofdbestuur van 't Nut vond in de eerste, bekroonde serie prenten te veel onderwerpen ‘…. volstrekt ongeschikt voor dragelijke onderschriften’. Het wilde een selectie uit de onderwerpen, zelfs als daarbij minder dan tien prenten overbleven en het voorstel van Sijthoff voor een uitbreiding met  acht of tien prenten werd van tafel geveegd. J. Brester, de gecommiteerde voor de schoolprenten van 't Nut, liet Sijthoff weten dat ‘… het predikaat Bekroond ...enz. hieraan niet kan worden verleend […] de serie is te planloos, als door het toeval geredigeerd’. De samenwerking tussen Sijthoff en 't Nut verliep steeds stroever. Bovendien was Sijthoff teleurgesteld dat 't Nut hem geen drukopdrachten voor schoolboeken gunde. Sijthoff wilde aanvankelijk een serie uitgeven van 48 prenten, die later werd teruggebracht tot 24. De serie Prenten tot Nut van het Algemeen bleef echter op twintig prenten steken. De jonge, ambitieuze en succesvolle uitgever kon zich tenslotte niet meer voegen in de trage en bevoogdende werkwijze van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen  en zocht andere wegen om de nog lucratieve markt voor kinderprenten te bedienen.

 

Sijthoffs Prentenboek

Kort na de oprichting van zijn bedrijf stichtte Sijthoff een houtgraveerschool, waarvoor hij de begaafde graveur R.J. van Arum als directeur aantrok. Zo kon hij zijn publicaties snel en tegen lage kosten voorzien van illustraties. Toch was het illustreren met houtgravures duur.  Het ontwerp, de redactie, het palmhout en het graveren van één Nutsprent kostte bijna honderd gulden. Uitgevers probeerden dan ook hun blokken voor meer dan één uitgave te gebruiken. Kinderprenten bleken daarvoor heel geschikt: een serie aardige plaatjes, wat regels tekst of een versje eronder, dit afdrukken op goedkoop papier, eventueel nog wat kleur aanbrengen en zo was er weer een centsprent klaar voor jonge, weinig kritische kopers.

 

Terwijl hij nog bezig was met de wedstrijd van 't Nut nam Sijthoff duizenden houtblokken van zijn leermeester de uitgever Fuhri over voor veertig cent per stuk. Het is niet moeilijk voor te stellen dat Sijthoffs vingers jeukten om met Fuhri’s blokken een serie kinderprenten te gaan drukken. Het samenstellen van een prent met twaalf afbeeldingen kostte met deze blokken nog geen vijf gulden. Toen het Sijthoff duidelijk werd dat pas in augustus 1854 de winnaar van de wedstrijd bekend zou worden, begon hij in februari van dat jaar met het drukken van een serie van 24 prenten op het papier dat, heel voortvarend, voor de Nutsprenten was ingekocht. De prenten die bekend staan als Sijthoff’s Prentenboek, zijn niet genummerd en hebben vaak een titel zoals Rijm-Prent Allerlei of het merkwaardige Staalkaart van onze Natuurgenooten. De hoeveelheid tekst bij de afbeeldingen is wisselend: vaak een enkel woord als onderschrift; soms een uitgebreid gedicht of in het geheel geen tekst. De gravures zijn veelal anoniem, maar ook wel gesigneerd  door bekende kunstenaars, zoals R.J. van Arum, C. Rochussen, A. Cranendoncq en J. van Hove. Een aantal is terug te vinden in uitgaven van Fuhri.

 

Het is opmerkelijk dat Sijthoff hiermee prenten in de handel bracht die qua vorm en inhoud niet beter waren dan de  prenten die hij met 't Nut wilde uitroeien. De afbeeldingen vertonen weinig samenhang en de teksten zijn zelden informatief of humoristisch. Waarschijnlijk vonden kinderen dit soort prenten, ook wel ‘macedoines’ genaamd, aardig om te kleuren, de plaatjes uit te knippen en er hun eigen plakboeken mee samen te stellen. Deze eerste uitgave beliep 4000 stel, of bijna 100.000 prenten en de verkoop pakte Sijthoff voortvarend aan.  In het voorjaar stuurde hij verkoper Faber op pad om de kinderprenten aan boekhandelaren te verkopen.  Acht maanden later had Faber al 2600 stel prenten verkocht; gekleurd of ongekleurd, als losse prenten of gebundeld in Het grootste prentenboek. Met de aflevering van de Nutsprenten was Sijthoff toen net begonnen.

 

Een nieuwe serie prenten

Het grote offensief offensief met Nutsprenten, waardoor de slechte prenten zouden worden ‘uitgeroeid’, kwam niet van de grond. Wellicht met de gedachte ‘if you can’t beat them, join them’ kwam Sijthoff in 1857 met de Nieuwe Hollandsche Kinderprenten. Het was een serie van achtenveertig bladen; weinig samenhangend, traditioneel en strak ingedeeld met zes tot twintig afbeeldingen, die vergezeld gingen van een rijmpje, vermoedelijk van de hand van J. Schenkman. Ook voor deze serie putte Sijthoff uit de ruime voorraad eerder gebruikte gravures. Zo zijn er drie prenten over Robinson Crusoë geheel geïllustreerd met gravures van Fuhri. Men treft er veel titelloze prenten aan met allerlei voorwerpen, taferelen en personages die soms de wonderlijkste combinaties van afbeeldingen opleveren. Er zijn prenten met afbeeldingen van beroemde personen, bekende gebouwen en onderwerpen uit het Oude Testament. Op enkele prenten over ambachten en beroepen komen we afbeeldingen tegen die ook op de Nutsprenten stonden. Helaas kennen we van deze serie geen oplagecijfers. Dat in geen enkele openbare verzameling van centsprenten een volledige reeks voorhanden is, doet vermoeden dat het succes niet erg groot was.

 

Zie ook:

Prentlijsten Sythoff

Verzamelaar Sythoff

Artikel: De kinderprenten van Sythoff.


© 2001-2010 A.G.J.M. Borms. Bijgewerkt op 22 december 2009.

Overname, copiëren en downloaden voor niet-commercieel gebruik van teksten en afbeeldingen is toegestaan onder vermelding van bron SGKJ/AGJMBorms. Contact centsprenten@xs4all.nl.